De shift van BIM naar AIM
Veel circulaire ambities richten zich nu nog op het niveau van het gebouw. Via materiaalpaspoorten en Building Information Modelling (BIM) worden materialen, volumes en eigenschappen nauwkeurig vastgelegd. Maar circulariteit stopt niet bij de gevel. Wie werkelijk circulair wil ontwerpen, moet de schaal vergroten: naar het niveau van het gebied.
Daar komt wat mij betreft een groter gebiedsmodel om de hoek kijken. Bijvoorbeeld een Area Information Model (AIM) - of in het Nederlands GIM (gebieds-informatie-model) - om de hoek kijken: een informatiemodel voor gebiedsontwikkeling waarin ook materiaalstromen, tijdsfaseringen en ruimtelijke relaties worden meegenomen.
Zo’n schaalvergroting maakt een fundamentele vraag zichtbaar: als we materialen in gebouwen zorgvuldig registreren, waarom blijven materialen in de openbare ruimte nog buiten beeld? Wat gebeurt er met de stoeptegels, lantaarnpalen en speeltoestellen bij herstructurering? Het AIM (of GIM) biedt de kans om dat zichtbaar te maken én opnieuw in te zetten.
De volgende opgave: de jaren ’70-wijken
De komende jaren ligt de herstructureringsopgave steeds vaker in de jaren zeventigwijken. Anders dan de naoorlogse wijken van de jaren ’50 en ’60, die vaak te kampen hebben met verouderde woningkwaliteit, is de opgave hier subtieler maar niet minder urgent. Denk aan monofunctionele buurten, veel beton en verharding, weinig variatie in woningen én materialen.
Deze wijken vragen om diversificatie, ook in materiaalgebruik. Hier ligt een unieke kans om niet alleen nieuwe en innovatieve materialen toe te voegen, maar juist de waarde van de bestaande gebiedsmaterialen volledig te herontdekken en opnieuw op een slimme manier te benutten.
Via een gebiedsmodel (AIM / GIM) kun je in kaart brengen welke elementen (bestrating, groen, meubels) behouden, verplaatst of hergebruikt kunnen worden. Dat maakt de wijk robuuster én toekomstbestendiger... zonder dat alles overnieuw hoeft.
Reflectievraag: Zijn onze wijken verouderd, of is vooral onze manier van kijken naar hun potentieel verouderd? Zijn hier al voorbeelden van in Nederland die er zo mee aan de slag zijn?
Fasering als sleutel tot hergebruik
Gebiedsontwikkeling is vaak lineair ingericht: eerst sloop, dan bouwrijp maken, daarna nieuwbouw en daarna inrichten van de openbare ruimte. Maar een circulair proces vraagt om een andere aanpak. Wanneer je weet welke materialen en elementen er vrijkomen bij de sloop, kun je die gebruiken voor hergebruik in de bouw- en inrichtingsfase. AIM (of GIM) maakt dat mogelijk: door tijd, ruimte en materiaalstromen slim aan elkaar te koppelen.
Een voorbeeld: als in het eerste cluster woningen de betonnen stoepen worden verwijderd, kan dit materiaal worden opgeslagen of herwerkt voor gebruik in de nieuwe pleininrichting een jaar later. Dit vraagt wel een andere manier van plannen én het inbouwen van flexibiliteit. Materialen zijn dan niet alleen bouwstof, maar ook tijdelijke voorraad.
Daarnaast speelt samenwerking binnen de keten een cruciale rol. Door vroegtijdig in gesprek te gaan met aannemers, leveranciers en ontwerpers, kunnen innovatieve ideeën ontstaan over het hergebruik van materialen en hoe deze optimaal kunnen worden ingezet. Dit gezamenlijke proces versterkt niet alleen de duurzaamheid van het project, maar bevordert ook creativiteit en kostenbesparingen door materialen een tweede leven te geven.
Kansen voor regie en collectieve waarde
Gebiedspaspoorten geven niet alleen inzicht, maar ook regie. Gemeenten, woningcorporaties en uitvoerende partijen kunnen op basis van één gedeeld informatiemodel keuzes maken over materiaalgebruik, herbestemming en investeringen.
Bovendien kunnen bewoners hierin worden betrokken, bijvoorbeeld door te laten zien welke materialen “van de wijk” zijn, en waar die terugkomen. Daarnaast biedt een gedeeld informatiemodel de mogelijkheid om duurzamer te plannen en bouwen.
Door inzicht te geven in de levenscyclus van materialen en de impact van verschillende keuzes op het milieu, kunnen alle betrokken partijen bewuster omgaan met grondstoffen en afvalstromen. Dit resulteert niet alleen in een efficiënter gebruik van middelen, maar draagt ook bij aan een circulaire economie waarin hergebruik en minimalisatie van verspilling centraal staan.
Circulariteit wordt zo een gemeenschappelijk proces, en geen technische optimalisatie. En daarmee komt ook de vraag op tafel: wie profiteert van het waardeherstel? Het AIM biedt zicht op de maatschappelijke winst van circulaire gebiedsontwikkeling: minder grondstofverbruik, minder transport, meer eigenaarschap.

Van afval tot waarde: gebiedspaspoorten maken circulaire herontwikkeling zichtbaar én gedeeld ... met bewoners, makers en beleidsmakers
Een nieuw proces voor bestaande wijken
Wat betekent dit voor het planningsproces? Stel je een herstructureringsproces voor in een bestaande jaren ’70-wijk met corporatiebezit, parkeerterreinen, speeltuintjes en veel verharding. In plaats van traditioneel te starten met een stedenbouwkundig plan en daarna invulling te zoeken, begin je met een gebiedsinventarisatie: wat zit er al aan waarde in de wijk?
De fasen in de planning zien er dan ongeveer zo uit:
-
Fase 1: zorg voor een uitgebreide registratie van alle materialen en elementen in een gebiedspaspoort, uitgevoerd in nauwe samenwerking met bewoners uit de omgeving en deskundige vakexperts
-
Fase 2: ontwikkel een doordacht ontwerp dat volledig gebaseerd is op de aanwezige en vrijkomende elementen, zodat er optimaal gebruik wordt gemaakt van bestaande middelen
Fase 3: stel een zorgvuldig gefaseerd plan op, zodat materialen van het ene cluster optimaal opnieuw ingezet kunnen worden in het volgende cluster of project - Fase 4: monitor consequent het hergebruik en deel de resultaten via een toegankelijk wijkdashboard of door middel van fysieke markering in de openbare ruimte voor zichtbaarheid.
Dit is geen blauwdruk, maar een uitnodiging om anders te denken. Ligt hier ook een relatie met parallel plannen? Niet van ‘nul’ beginnen, maar beginnen bij wat er al is... dat is misschien wel de kern van circulariteit.