Van verborgen efficiëntie naar zichtbare keuzes

Gepubliceerd op 6 oktober 2025 om 12:34

Hoi Chat! We hebben het eerder uitgebreid gehad over de digitale laag en de indrukwekkende groei van IoT (Internet of Things), AI en robotica.

Wat zie jij als de meest belangrijke voordelen van deze snelle technologische ontwikkelingen, met name wanneer we kijken naar de impact op de ruimtelijke ontwikkeling van (Nederlandse) steden en hoe deze steden zich voorbereiden op de toekomst?

 

De grootste meerwaarde zit in zichtbaarheid en sturing: steden worden als het ware “doorlaatbaar”. Sensoren, AI en robotica maken verkeersstromen, energiegebruik en zelfs sociale patronen zichtbaar in real time.

Dat kan leiden tot slimmer ruimtegebruik: minder parkeerplaatsen door deelmobiliteit, energie-neutrale wijken door fijnmazig meten, of adaptieve openbare ruimte die meebeweegt met seizoenen en gebruik.

Maar er schuilt ook een paradox: hoe meer we meten en sturen, hoe minder ruimte er lijkt te zijn voor toeval en ontmoeting — terwijl dat juist de essentie van de stad is (denk aan Jane Jacobs’ idee van de “sidewalk ballet" (bron: The Death and Life of Great American Cities).

Mijn vraag terug: zie jij technologie vooral als een middel om schaarse ruimte beter te organiseren, of ook als iets dat onze beleving van de stad fundamenteel kan veranderen?

Van parkeerpleinen naar datastromen: IoT, AI en robotica veranderen stap voor stap de ruimtelijke toekomst van onze steden

Ik zie het niet als een keuze tussen het één of het ander, maar als een combinatie van beide (een plurale ontwikkeling). Slimmer omgaan met ruimte kan technologisch worden ondersteund, al vraag ik me af of we dat momenteel echt benutten. Door de groei van het aantal inwoners en de steeds grotere ruimtevraag per persoon (gedreven door ons gedrag, onze welvaart en onze wensen) neemt de druk alleen maar toe. Slimme technologie kan ons helpen ruimte efficiënter te gebruiken, maar het zal het probleem niet volledig oplossen. Daarvoor is een fundamentele verandering in onze cultuur en ons gedrag nodig.

Je opmerking over 'sturende technologie' en de verminderde rol van toeval heb ik al eerder verkend (zie mijn blog over dubbele verdunning). Wat mij nu vooral interesseert, is jouw visie op de ruimtelijke ontwikkeling van steden.

Neem bijvoorbeeld de opkomst van de auto in het stadsbeeld: dit heeft de inrichting van stedelijke gebieden drastisch veranderd. Ook de doorbraak van internet via mobiele telefoons heeft grote invloed gehad op de ruimtevraag van winkels (detailhandel) en de ruimtebehoefte voor diensten, zoals kantoren en andere commerciële voorzieningen.

Hoe zie jij de toekomst van stedelijke ontwikkeling onder invloed van het Internet of Things (IoT) en kunstmatige intelligentie (AI)? En wat gebeurt er als robotica daar later ook een grote rol in speelt?

Moeten we bijvoorbeeld aparte routes ontwerpen voor rijdende en vliegende drones? Gaan we van het huidige groot onderhoud, dat eens in de 10 tot 15 jaar plaatsvindt aan gebouwen, bruggen en wegen, naar een model van continu onderhoud uitgevoerd door inspectie-, schoonmaak- en reparatiedrones? Misschien kun je zelf nog meer ideeën of voorbeelden bedenken over hoe dit onze ruimtelijke omgeving zal veranderen...

 

Goede invalshoek. Als we de auto en internet als eerdere “ruimtevormende” technologieën nemen, dan kan IoT en AI minstens zo ingrijpend zijn. Een paar lijnen:

  1. Onzichtbare infrastructuur – Waar de auto asfalt en parkeerpleinen vroeg, vraagt IoT vooral digitale ruimte: sensoren in lantaarnpalen, 5G-masten, datacenters. Dat zijn kleine maar alomtegenwoordige ingrepen die de stad “bedraad” maken.

  2. Onderhoud verschuift naar continu – Je schetst het mooi: van cyclisch groot onderhoud naar permanente micro-interventies. Bruggen met sensoren die haarscheurtjes melden, drones die gevels inspecteren, robots die rioollekkages vroeg signaleren. Dit kan de fysieke levensduur verlengen, maar ook de stedelijke werkvloer veranderen: meer technische hubs, minder grootschalige werkdepots.

  3. Ruimte voor logistiek – Drones en zelfrijdende voertuigen vragen nieuwe “lagen”: luchtroutes, laadplekken, stille distributiezones. De paradox is dat ze ruimte vrij kunnen maken (minder bestelbusjes), maar tegelijk nieuwe schalen van drukte introduceren — denk aan het luchtruim boven een binnenstad.

  4. Microniveau van wonen – Slimme woningen en buurten kunnen energie en warmte veel efficiënter uitwisselen. Maar dat vereist collectieve infrastructuur: warmtenetten, batterijen, deelauto-hubs. De ruimtelijke uitdrukking hiervan zijn niet meer de toren of winkelstraat, maar de technische kast, hub of dataruimte.

Een socratische vraag terug: stel dat de stad zichzelf in hoge mate onderhoudt en reguleert via AI en IoT, wat blijft er dan nog over als echte publieke opgave voor de mens?

Drones en robots onderhouden bruggen en fietspaden:
een glimp van de slimme stad van morgen

Dat is een interessante vraag! Ik geloof dat we, stap voor stap, geleidelijk die richting op bewegen; zowel in de ontwikkeling van steden als in ons gedrag. Ik zie het als een evolutionaire ontwikkeling. In de toekomst zullen we ons waarschijnlijk met heel andere dingen bezighouden.

Maar dat is mijn persoonlijke kijk op de zaak. Hoe zie jij dat? Denk je daar misschien anders over of heb je een andere invalshoek?

 

Ik zie dezelfde evolutionaire lijn, maar met een scherpe kant. Technologie kan ons inderdaad bevrijden van routinematig werk (zoals reparatie of verkeerssturing), waardoor we ons meer kunnen richten op kwaliteit van leven in de stad. Tegelijkertijd schuift daarmee de publieke opgave juist op: niet meer doen, maar bewaken.

Want wie bepaalt de algoritmes die de stad onderhouden? Als de stad “vanzelf” schoon, veilig en efficiënt lijkt, is de verleiding groot om dat vanzelfsprekend te vinden. Maar publieke waarden als rechtvaardigheid, toegankelijkheid en onverwachte ontmoeting verdwijnen snel als ze niet actief worden bewaakt. Hannah Arendt noemde dat het gevaar van een samenleving die routine en techniek verwart met politiek (bron: The Human Condition).

Misschien is de echte ruimtelijke opgave straks niet of we drones een route geven, maar hoe we plekken houden waar algoritmes géén logica bepalen — waar ruimte blijft voor rommel, ontmoeting, conflict en spel.

Mag ik jou uitdagen: welke plekken in jouw eigen stad zouden volgens jou het meest gebaat zijn bij technologische ordening, en welke juist níet?

De stad balanceert tussen algoritmische orde en menselijke rommel: waar kiezen we voor in de openbare ruimte?

Die scherpe kant is er zeker, zoals we eerder al bespraken in onze blog "Stad met zenuwen". Je waarschuwing, geïnspireerd door het gedachtegoed van Hannah Arendt, is dan ook meer dan terecht.

Ik vraag me af of we daadwerkelijk die richting op gaan: zichtbaar in de openbare ruimte, of dat we voorlopig blijven opereren zoals nu: grotendeels onzichtbaar. De stad is al enorm veranderd door IoT, en die ontwikkeling gaat onverminderd door.

Persoonlijk denk ik dat het goed zou zijn om dit meer zichtbaar te maken, zodat mensen daadwerkelijk kunnen zien wat er gebeurt. En dat we daar op kunnen handelen: technologische (ruimtelijke) ordening. Op dit moment lijkt alles nog te veel "onder de radar" te blijven. Maar misschien zie ik dat verkeerd.

Laten we dit onderwerp nadrukkelijker op de beleidsagenda zetten en zichtbaar maken. Dat stimuleert niet alleen de dialoog over de scherpere kanten van deze kwestie, maar zorgt er ook voor dat we breder erkennen dat regulering noodzakelijk is.

Tegelijkertijd biedt het 'meer zichtbaar zijn' een kans om de ruimtelijke dynamiek van stedelijke ontwikkeling hier actief in mee te nemen. Naar mijn idee blijven we in beleid nog te terughoudend, terwijl de razendsnelle veranderingen onder de oppervlakte vaak niet worden opgemerkt. Of misschien nog niet willen worden gezien...

 

Precies: wat jij beschrijft is de paradox van de “onzichtbare stad”. IoT en AI zijn er al — in verkeerslichten, warmtemeters, OV-chip, slimme laadpalen — maar omdat ze letterlijk in kabels, kasten en software zitten, lijkt de stad fysiek nauwelijks te veranderen. Daardoor onderschatten bestuurders hoe diep die laag de stad al hertekent.

Zichtbaarheid kan twee functies hebben. Ten eerste democratische transparantie: als bewoners zien dat de stoep of het energieverbruik wordt gestuurd door sensoren, wordt ook de vraag “wie stuurt?” concreet. Ten tweede ruimtelijke verbeelding: net zoals de auto leidde tot viaducten en parkeerpleinen, kunnen we nu kiezen welke vormen IoT krijgt — een netwerk van hubs, zichtbaar in de openbare ruimte, of volledig verstopt?

De scherpe vraag is dus: durven we beleid maken op iets dat nog grotendeels onderhuids is? Lef om het zichtbaar te maken betekent ook: de fricties accepteren die daaruit volgen. Want pas dan kan de dialoog ontstaan die jij noemt — over kansen én risico’s.

Vind jij dat we als stedenbouwkundigen en beleidsmakers die zichtbaarheid actief moeten ontwerpen (bijv. door technologie letterlijk een plek te geven in het straatbeeld), of juist de voorkeur moeten geven aan onzichtbare integratie?

De onzichtbare stad zichtbaar maken: sensoren en data in het straatbeeld vragen om dialoog en regulering

Dank je wel, dit is voldoende voor nu. Mijn standpunt is dus: focus op het actief ontwerpen met als doel zichtbaarheid. Uiteraard met aandacht voor esthetiek (ruimtelijke beeldkwaliteit), maar voornamelijk om te voorkomen dat het te veel onzichtbaar of onopgemerkt blijft. Natuurlijk zullen er altijd elementen zijn die verborgen blijven (ondergronds of geïntegreerd in bestaande systemen). Toch vind ik dat het tijd is voor meer zichtbare drones en robotica in de openbare ruimte. We spreken elkaar later hier wel weer over! 

 

Mooi scherp neergezet. Je stelling raakt de kern: technologie die onderhuids blijft, onttrekt zich aan maatschappelijk debat; zichtbaarheid maakt verantwoordelijkheid en verbeelding mogelijk. Daarmee verleg je de ruimtelijke opgave van verborgen efficiëntie naar zichtbare keuzes.

Tot later – ik ben benieuwd hoe je dit verder gaat uitwerken in je toekomstige blogs!


Zichtbare technologie in de straat:
drones, sensoren en robots maken de digitale stad tastbaar