Van Asfalt naar Ademruimte: Stad in Beweging

Gepubliceerd op 12 juni 2025 om 15:00

Vanuit een open vraag aan ChatGPT kwamen we op automobiliteit. In deze dialoog verkennen we hoe de auto de ruimtelijke ontwikkeling van Nederlandse steden heeft gevormd en welke gedragsgerichte, ruimtelijke en technologische strategieën nodig zijn om de omslag naar langzaam verkeer mogelijk te maken. Daarbij ligt de nadruk op maatregelen die inspelen op dagelijkse routines en het herwaarderen van publieke ruimte. >>

 

Hoi Chat - ik ben stadsfilosoof en ga graag met je in gesprek over technologie in de stad. Wat denk jij dat de vorige eeuw het meest ingrijpend is geweest voor de ruimtelijke ontwikkeling van Nederlandse (West-Europese) steden?

 

Hoi! Wat een mooie vraag om mee te beginnen. Als we kijken naar de ruimtelijke ontwikkeling van West-Europese steden in de vorige eeuw, is de opkomst van de auto waarschijnlijk de meest ingrijpende technologische verandering geweest.

 

  1. Ruimte voor de auto: Vanaf de jaren 50 werden steden radicaal aangepast aan het autoverkeer. Denk aan brede wegen, viaducten, parkeergarages, en de sloop van oude wijken voor infrastructuur (bijv. in Rotterdam en Brussel). De stad werd steeds minder een plek om te verblijven, en meer een plek om doorheen te bewegen.

  2. Suburbanisatie: Door de auto werd het mogelijk om verder van je werk te wonen. Dit leidde tot grootschalige woonwijken buiten de stad en winkelcentra aan de rand. De stad en het omliggende landschap raakten versnipperd, en de stedelijke dichtheid nam af.

  3. Modernistisch stedenbouwkundig denken: Geïnspireerd door architect Le Corbusier en het CIAM-congres (1928), werd ruimte functioneel opgedeeld: wonen, werken, verkeer, recreatie — allemaal gescheiden. De technologie van het moment (zoals auto’s, liften en beton) bepaalde wat ‘efficiënt’ wonen was.

  4. Digitalisering en ICT kwamen pas laat: Pas eind 20e eeuw begon de digitalisering invloed te krijgen op de stad, met de komst van telecom-infrastructuur en begin van ‘slimme’ technologie. Maar die veranderingen waren ruimtelijk veel minder zichtbaar dan die van het autoverkeer.

De auto was dus niet zomaar een vervoermiddel — het werd een bepalende logica voor hoe we ruimte organiseren. En daar zitten we nu nog steeds mee. Wat zou jij als stadsfilosoof als tegenkracht zien voor deze logica?

 

Er zijn veel technologische veranderingen geweest in de vorige eeuw, maar ik denk inderdaad dat automobiliteit de meeste ruimtelijke impact heeft gehad. Niet alleen voor de inrichting van steden, maar ook landelijke impact met gevolgen voor steden. Zo heeft het landelijke Rijkswegennet behoorlijke invloed gehad op welke steden wel of niet meegroeiden in de mogelijkheden tot groei. Ik denk dan altijd aan Zwolle die aan de A28 ligt en Kampen niet aan een rijksweg, met gevolgen voor de potentiële groei.

Ook binnen steden was in de jaren ’60 de gedachte: we moeten de auto de stad binnenhalen, met grote drastische gevolgen. Denk aan bijvoorbeeld Amsterdam en Den Haag met snelwegen tot in het stadshart.

Wat betreft je vraag “wat zie ik als tegenkracht” dan heb ik hier een ambivalent gevoel bij. We zijn ons er inmiddels wel van doordrongen dat meer auto’s en meer asfalt niet de oplossing is - het STOMP principe (Stappen Trappen Openbaar vervoer Mobility as a service -lees: deelauto’s- en Personenauto’s) dat ruimtelijke planners momenteel omarmen is daar een goed voorbeeld van. Maar gek genoeg blijft de ‘eigen auto’ een statussymbool van vrijheid om te kunnen staan en gaan waar we willen. Het aantal auto’s blijft gek genoeg toenemen.

Daarnaast is niet alleen personen een uitdaging maar ook het vervoer van goederen. We vragen steeds meer vervoersbewegingen door steeds meer online te bestellen en niet zelf in de winkel op te halen, lopend of op de fiets.

Welke tegenkrachten zie jij? Zijn er duidelijke trends dat we echt de auto(mobiliteit) een andere wending geven? En welke gevolgen zie jij daarbij voor de ruimtelijke ontwikkelingen van onze steden?    

 

Je schetst het raak: de auto is niet alleen een vervoermiddel, maar een structuurprincipe geworden — zowel in steden als op landelijke schaal. En inderdaad, het Rijkswegennet heeft een soort ‘netwerkhiërarchie’ gecreëerd waarin sommige steden zijn opgewaardeerd en andere gemarginaliseerd. Kampen versus Zwolle is daar een treffend voorbeeld van.

Wat betreft tegenkrachten zie ik er drie die langzaam maar zichtbaar terrein winnen, ook al botsen ze voortdurend met diepgewortelde automobiliteit:

 

  1. Verdichting en multifunctionaliteit

    In veel steden wordt ingezet op binnenstedelijke verdichting: meer woningen, werkplekken en voorzieningen op loop- en fietsafstand. Dat verkort afstanden en maakt autogebruik minder vanzelfsprekend. Denk aan ontwikkelingen als de Merwedekanaalzone in Utrecht of Haven-Stad in Amsterdam. Minder ‘gespreide’ steden vragen om minder autoverkeer.

  2. Ruimte terugclaimen

    Steeds meer steden herverdelen ruimte ten gunste van voetgangers en fietsers. Zie de herinrichting van de Coolsingel in Rotterdam of het autoluw maken van Amsterdamse straten. Dit zijn geen ‘anti-auto’ maatregelen, maar wel een verschuiving in wie recht heeft op de publieke ruimte.

  3. Technologische platformisering van mobiliteit

    Mobility-as-a-Service (MaaS), deelscooters, elektrische (bak)fietsen en slimme logistiek (zoals bezorging via hubs) bieden alternatieven. Maar ze zijn nog afhankelijk van goed beleid én van gedragsverandering. Ze vormen geen vanzelfsprekende tegenmacht, tenzij ze gekoppeld worden aan ruimtelijke keuzes.

De ruimtelijke consequenties? We gaan waarschijnlijk naar een stad met veel fijnmaziger infrastructuur, waarbij logistieke stromen worden gebundeld, en waarin langzaam verkeer weer het tempo van de stad bepaalt. Maar zolang de woningbouwopgave vooral wordt opgelost aan de stadsranden, blijft de auto voorlopig dominant.

De kernvraag is dus: durven we ook buiten de ring – in wijken als Leidsche Rijn of Almere – écht alternatieven voor de auto te organiseren? Wat denk jij: ligt de sleutel bij technologie, gedrag, of ruimtelijk beleid?

 

Het politieke antwoord is alle drie: ze werken -net zoals het altijd heeft gedaan- in samenhang. Maar de kern zit (natuurlijk?) bij ons gedrag. Technologie en ruimtelijk beleid zijn zowel volgend als sturend voor ons gedrag, maar als wij ons echt anders gaan gedragen, zal het meer volgend zijn. In de 20e eeuw werd de auto vooral sturend voor ruimtelijk beleid, maar dat is in de 21e eeuw in Nederlandse steden echt aan het veranderen.

Je merkt binnen ons maatschappelik gedrag dat er voorlopers zijn die meer 'fietsen en lopend' centraal stellen in hun gedrag. Die groep wordt steeds groter. Natuurlijk zijn er ook krachten die dat tegengaan, juist ook mensen die absolute voorkeur hebben voor automobiliteit. Ik weet niet of er data over is, maar ik heb het gevoel dat deze groep wel afneemt. Heb jij daar data over, zicht op?

 

Je observatie is scherp: hoewel het autobezit in Nederland blijft groeien, zijn er duidelijke signalen van gedragsverandering die wijzen op een verschuiving in mobiliteitsvoorkeuren.

Trends in autobezit en -gebruik

  • Toename autobezit: Op 1 januari 2025 telde Nederland ruim 9,2 miljoen personenauto’s, een stijging van 2% ten opzichte van het voorgaande jaar. 

  • Afvlakking autogebruik: Ondanks de groei in autobezit, blijft het daadwerkelijke gebruik van auto’s achter. In steden zoals Amsterdam is het autogebruik nog steeds lager dan voor de coronapandemie, wat suggereert dat meer mensen een auto bezitten maar deze minder vaak gebruiken. 

  • Demografische verschuivingen: Jongere generaties tonen een afnemende interesse in autobezit, mede door factoren zoals kosten, milieubewustzijn en de beschikbaarheid van alternatieve vervoersmiddelen.

Groei in fietsgebruik

 

Implicaties voor ruimtelijke ontwikkeling

Deze trends suggereren een geleidelijke verschuiving in mobiliteitsgedrag, met een groeiende voorkeur voor fietsen, vooral in stedelijke gebieden. Dit heeft implicaties voor de ruimtelijke inrichting van steden, waarbij er meer aandacht komt voor fietsinfrastructuur en minder voor autogerelateerde voorzieningen. Echter, de toename in autobezit benadrukt de noodzaak voor geïntegreerd beleid dat zowel gedragsverandering stimuleert als ruimtelijke aanpassingen faciliteert.

Wil je verder praten over hoe deze trends zich vertalen naar concrete ruimtelijke beleidsmaatregelen in specifieke steden of regio’s?

 

Ja - ik ben wel benieuwd wat jij zou aanraden om concreet te doen om de ombuiging echt te kunnen maken naar minder automobiliteit in Nederland? Welke gedragsveranderingen zijn noodzakelijk en hoe zijn die te stimuleren vanuit (nieuwe) mobiliteitstechnologie en (nieuw) ruimtelijk beleid voor steden?

 

Mooie vervolgvraag. Een echte ombuiging richting minder automobiliteit vraagt om meer dan alleen goede bedoelingen. De sleutel zit in gedrag dat structureel ondersteund en verleid wordt door technologie én ruimte. Hier zijn vijf concrete aanbevelingen:

 

  1. Geef de auto minder vanzelfsprekende plek in de ruimte

    Denk aan autoluwe wijken, parkeernormen verlagen (of afschaffen), en parkeerplekken transformeren tot verblijfsruimte. Gedrag verandert pas echt als de stad fysiek laat zien dat de auto niet langer centraal staat. Voorbeeld: het plan voor de Sluisbuurt in Amsterdam, waar auto’s in een mobiliteitshub staan aan de rand.

  2. Maak alternatieven aantrekkelijker én samenhangend

    Fiets, e-bike, OV en deelmobiliteit moeten samen een vloeiend netwerk vormen. Technologie helpt hier: apps die toegang geven tot al die modaliteiten (zoals GO-MaaS of Whim), mét realtime info en zonder drempels. Cruciaal is dat dit ondersteund wordt door ruimtelijke knooppunten: overstappunten die logisch liggen én prettig zijn.

  3. Stel mobiliteitsbudgetten of -rechten in

    In plaats van een leaseauto: een mobiliteitsbudget. Ook voor bewoners: recht op een bepaalde ‘bewegingsruimte’, die je flexibel kunt inzetten. Dit stimuleert bewustere keuzes, en technologie maakt het makkelijk te volgen. Pilots lopen al in o.a. Utrecht (Mobility-as-a-Service voor woningcorporatiehuurders).

  4. Verbind gedragsverandering aan dagelijkse routines

    Denk klein én dichtbij: schoolstraten, bezorging bundelen via buurtpunten, en (echt veilige) fietsroutes voor forenzen. Dit vraagt om fijnmazig beleid, gericht op concrete leefwerelden. Als de ochtendspits met de fiets veiliger en sneller is dan met de auto, volgt gedrag vanzelf.

  5. Laat ‘ruimtewinst’ ook sociaal voelen

    Als je ruimte weghaalt van auto’s, laat dan zien wat je ervoor terugkrijgt: speeltuin, groenzone, buurthub. Fysieke verandering krijgt pas draagvlak als het beleefbaar beter is. Ruimtelijk beleid moet dus niet alleen functioneel zijn, maar ook emotioneel en zintuiglijk.

 

Wil je inzoomen op een specifieke maatregel, of kijken hoe dit bijvoorbeeld uitwerkt in een middelgrote stad?

 

Ik vroeg Chat of hij hier een infographic bij wilde maken ...  
dat lukt qua tekst niet helemaal goed 😅

Ik vind met name je 4e en 5e punt interessant, omdat dit past bij "wat mensen al doen" en dat het aanvoelt als voordeel in plaats van als verlies. Punten 1 en 3 komen voor mij echt over als beperkingen, dus meer als stok dan als wortel. Je idee van punt 2 wordt al door veel steden ingezet. Ik ben dus echt benieuwd naar punten 4 en 5. Kan je deze uitwerken naar 1. Grote Steden (G4) 2. Middelgrote steden (zoals Zwolle) en 3. Plattelands gemeenten met dorpskernen?

 

Mooi dat je juist die ‘wortel’-benadering belangrijk vindt. Gedragsverandering werkt vaak het best als het aansluit bij bestaande gewoontes en gevoeld voordeel oplevert. Hieronder werk ik punten 4 (routines) en 5 (ruimtewinst) uit voor drie typen stedelijkheid:

 


 

1. Grote Steden (G4: Amsterdam, Rotterdam, Utrecht, Den Haag)

 

Routines

  • Maak schoolomgevingen structureel autovrij tijdens breng- en haalmomenten (schoolstraten).

  • Investeer in ‘snelle fietsroutes’ die forenzen veilig en comfortabel door de stad leiden (denk: zachte bochten, prioriteit bij kruisingen).

  • Ondersteun wijkgerichte bezorghubs die leveringen bundelen (zoals BuurtHub Amsterdam-West).

Ruimtewinst

  • Transformeer parkeerplekken in drukke buurten tot verblijfsplekken: bankjes, groen, speelruimte. Laat bewoners kiezen in participatieprocessen.

  • Zet tijdelijke interventies in om gewenning te kweken: maak van een straat eens per maand een speelstraat of buurtmarkt.

 


 

2. Middelgrote steden (zoals Zwolle, Breda, Amersfoort)

 

Routines

  • Fietsroutes als ruggengraat: Zorg voor een netwerk van doorgaande, comfortabele fietspaden van woonwijk naar centrum, station en scholen. Bijvoorbeeld: de “Fietsring Zwolle”.

  • Lokaal ophalen stimuleren: Werk samen met supermarkten en lokale winkels om online bestellingen in de buurt op te halen met de fiets, eventueel via buurtkluisjes.

  • Verplaats sociaal leven naar dichtbij: Stimuleer horeca en cultuur in wijken, zodat minder mensen naar het centrum rijden voor ontspanning.

Ruimtewinst

  • Maak van parkeerterreinen bij wijkcentra nieuwe ‘dorpspleinen’ met zitplekken, groen en buurtvoorzieningen.

  • Geef bewoners zeggenschap over wat ze terugkrijgen voor een opgeheven parkeerplek: bijvoorbeeld een buurtmoestuin of zitplek onder een boom.

 



3.
Plattelandsgemeenten met dorpskernen

 

Routines

  • Stimuleer lokale verplaatsingen per fiets door veilige en directe fietsroutes tussen kernen en voorzieningen, zoals sportclubs en scholen.

  • Rijdend aanbod bundelen: Denk aan de combinatie van de bibliobus, pakketbus en wijkverpleegkundige — technologie kan dit coördineren via apps.

  • Versterk het ’wandelrondje’ als sociaal ritueel: goed onderhouden looproutes met rustpunten en zicht op het landschap.

 

Ruimtewinst

  • Zet kleine dorpspleinen opnieuw in als ontmoetingsplekken in plaats van parkeerplaats — met waterpomp, boom, bankje.

  • Combineer bushaltes, schoolplein en dorpshuis in één verblijfsplek met aandacht voor sfeer en verblijfskwaliteit (dus geen ‘verkeersplek’).

 


 

De rode draad: mobiliteit is geen doel op zich, maar een sociaal gebruik van ruimte. Door dagelijkse gewoontes te koppelen aan tastbare verbeteringen, verandert niet alleen het gedrag, maar ook het gevoel van eigenaarschap over de publieke ruimte.

 

Dit zijn mooie concrete acties en maatregelen. Dank weer voor het sparren! Jouw suggesties passen bij mijn beeld dat steden nooit af zijn en dat we moeten blijven kijken wat de volgende stap in de evolutie van steden is.

Steden bewegen met ons mee, weerspiegelt onze keuzes en verlangens. Nu de ruimte schaars wordt en de gevolgen van mobiliteit voelbaar zijn, staan we voor een nieuwe ordening van bewegen, verblijven en delen. Het is niet de technologie of het beleid die het laatste woord heeft, maar ons dagelijks gedrag: de manier waarop we kiezen voor snelheid of nabijheid, voor asfalt of ademruimte.

Mogelijk is daarbij de kernvraag: Durven wij mensen de vrijheid van de auto te verruilen voor de vrijheid van het bewuster en socialer samenleven?