Doorstroming is geen verhuisadvies, maar een systeemvraag

Gepubliceerd op 16 juli 2025 om 14:48

Doorstroming wordt in veel beleidsstukken voorgesteld als iets dat vanzelf ontstaat zodra mensen worden “verleid” tot verhuizen. Maar dat is een misvatting: het is zowel een  gedragsprobleem, als een systeemprobleem. Want waar moeten mensen eigenlijk naartoe? De praktijk laat zien dat er voor veel huishoudens simpelweg geen aantrekkelijk alternatief is.

De vraag naar woningen neemt nog steeds toe en de nieuwbouw blijft achter. Of het is er wel mondjesmaat, maar onbetaalbaar, onvindbaar of onbereikbaar. Doorstroming stokt dus niet omdat mensen koppig zijn, maar omdat het systeem hun geen routes biedt.

Dat maakt doorstroming tot een ontwerpopgave. Niet alleen van woningen, maar van complete woonloopbanen: logische, betaalbare en betekenisvolle stappen door het woonlandschap. Denk aan een wijk waarin verschillende generaties samenwonen, met gedeelde voorzieningen, flexibele zorg en mobiliteit op maat. Of aan bouwconcepten die van meet af aan meebewegen met veranderende levensfasen, zoals aanpasbare woningen, gedeelde erven of co-housing met zorgopties. Platform31 noemt dit een “wooncarrière” die de hele levensloop ondersteunt – en dat vereist samenwerking tussen ruimtelijke ordening, zorg en wonen.

Thuis is geen product, maar een verhaal

In beleidsnota’s wordt vaak gesproken over de “doelmatigheid” van woonruimte, maar voor bewoners is een woning zelden puur functioneel. Het is een plek van herinnering, identiteit, nabijheid – van betekenis. Oudere bewoners geven in gesprekken aan dat zij “aan het huis hangen”, dat “alles daar ligt wat ze lief is”, dat ze “zichzelf daar nog zien lopen als jonge ouders”. Verhuizen is dan geen praktische stap, maar een verlieservaring.

Filosofisch gezien raakt dit aan Heideggers idee van wohnen als verweilen – wonen is niet slechts ergens zijn, maar een manier van in-de-wereld-zijn waarin vertrouwdheid, rust en bestaansgrond samenkomen (bron: Heidegger, Bauen Wohnen Denken). Verhuizen vraagt dus niet alleen een rationele afweging, maar een existentiële bereidheid om afscheid te nemen van het bekende. Dat proces wordt in beleid vaak onderschat. Wie het wonen reduceert tot vierkante meters, verliest het menselijke kompas.

Verhuizen moet voelen als vooruitgaan

Toch zijn er momenten waarop mensen wél kiezen voor verhuizen – bijvoorbeeld als het alternatief een duidelijke verbetering betekent in hun woon- of leefsituatie. Wat mensen dan zoeken? Geen “seniorenwoning” met een beperkend label, maar een woning die betaalbaar is, licht, goed toegankelijk en omgeven door een fijne sociale omgeving waar men zich op zijn gemak voelt.

Niet te klein – want mensen willen ruimte behouden voor bijvoorbeeld logees, een hobbykamer of andere persoonlijke activiteiten. Geen galerijflat zonder lift, maar een comfortabele gelijkvloerse woning met een mooi uitzicht op groen en voldoende privacy. En zeker geen sociale isolatie, maar juist buren waarmee men gemakkelijk een praatje kan maken of samen gezellig koffie kan drinken. Kortom: een leefwereld die toekomstperspectief biedt, waar men actief kan blijven leven en die absoluut geen afbouwfase vertegenwoordigt.

Woonproducten die hierin slagen, zijn er – zij het schaars. Denk aan ‘Knarrenhofjes’ waar gemeenschapszin en zelfstandigheid samengaan. Of aan flexibele modulaire bouwconcepten die met bewoners meebewegen en zich moeiteloos aanpassen aan veranderende behoeften en omstandigheden.

Tegelijk zijn betaalbaarheid en locatie cruciaal. Mensen verhuizen niet naar een ‘betere’ woning als ze daarmee sociale binding verliezen én meer gaan betalen. Daarom moeten nieuwe woningtypen niet alleen functioneel kloppen, maar ook betaalbaar blijven – in huur én energielasten.

We spreken tegen de verkeerde groepen

Beleid richt zich vaak op de uitersten: de koplopers die al willen én kunnen, of de groep die noch wil noch kan – en in beide gevallen met beperkte impact. De grote potentie ligt bij twee andere groepen: mensen die wel willen maar niet kunnen en mensen die wel kunnen maar nog niet willen.

Die eerste groep stuit vaak op praktische barrières: geen goed alternatief, geen hulp bij de verhuizing, geen overzicht op de mogelijkheden. De tweede groep ervaart vooral emotionele drempels: twijfel, verliesangst of weerstand tegen verandering.

Een belangrijke factor bij deze beide groepen is het gebrek aan informatie en communicatie: mensen weten vaak niet wat hun opties zijn, waar zij terecht kunnen voor ondersteuning, of wat de voordelen zijn van een verandering. Dit leidt tot onzekerheid en passiviteit, waardoor het nemen van een volgende stap nog moeilijker wordt.

Wat kunnen we doen? Faciliteren betekent meer dan een verhuiscoach: denk aan proactieve woonadviseurs die persoonlijk meedenken, aan collectieve verhuisprogramma’s waarbij buren samen overstappen, of aan financiële regelingen zoals een verhuisbonus, garantstelling of het kwijtschelden van overdrachtsbelasting.

Verleiden betekent: het positieve verhaal zichtbaar maken. Lagere energielasten, minder onderhoud, meer comfort, een fijnere leefomgeving – dat moet niet alleen kloppen en logisch zijn, maar ook echt gevoeld en worden beleefd. Je kunt met deze groep mensen op bezoek gaan bij succesvolle projecten en inspirerende voorbeelden. Laat gelijkgestemde mensen hun ervaringen delen in plaats van dat beleidsmakers of projectontwikkelaars dit namens hen doen. Verhuizen moet niet voelen als een offer of een verplichting, maar juist als een kans en een stap vooruit.

Doorstroming vraagt om gedeeld eigenaarschap

Er is geen enkele partij die doorstroming alleen kan realiseren – en toch gedragen veel maatregelen zich alsof dat wel kan. Gemeenten bouwen woonzorgvisies, corporaties doen projectvoorstellen, zorginstellingen praten over ouderenhuisvesting – maar zelden vormen zij samen één beweging. Terwijl het precies dat is wat nodig is: coördinatie, afstemming, en een gedeeld gevoel van verantwoordelijkheid.

Hier liggen kansen. Denk aan gebiedsgerichte woonzorgakkoorden, waarin lokale partijen gezamenlijk verantwoordelijkheid nemen voor een doorstroommodel in hun wijk of regio. Of aan initiatieven als ‘wooncoalities’ waarin zorg, wonen en welzijn structureel samenwerken aan concreet aanbod.

Ook bewonersinitiatieven verdienen hier juist ook een plek: zij brengen vaak het perspectief van de leefwereld binnen, en kunnen aanjager zijn van alternatieve woonvormen. Doorstroming vraagt dus niet om een nieuwe regeling, maar om een nieuw partnerschap.

 

Hoe kunnen we gezamenlijk, als volledige woonketen, effectief samenwerken en onze krachten bundelen?

Voor ouderen kan je denken aan:

  • Bied persoonlijke begeleiding: seniorenmakelaars en wooncoaches maken drempels lager, opties concreter, en zorgen voor vertrouwen in het proces.

  • Herontwikkel vertrouwde wijken: transformeer jaren ’60–’80 wijken in gemengde woonomgevingen met levensloopgeschikte woningen, zonder het karakter te verliezen.

  • Maak alternatieven aantrekkelijk: ontwikkel goed gelegen, comfortabele woningen die voelen als een nieuwe fase – niet als inleveren.

 

Voor starters en jonge gezinnen kan je denken aan:

  • Zorg voor een robuust segment in de middeldure huur: tussen sociale huur en dure koop ontstaat nu een gat waarin velen vallen. Geef ruimte aan concepten met huurprijzen rond €800–€1.200, zonder torenhoge servicekosten.

  • Versnel betaalbare koop: ontwikkel nieuwbouw met gedeelde voorzieningen of bescheiden oppervlak, maar wel met zeggenschap en uitbreidbaarheid – denk aan ‘groeimodellen’.

  • Benut bestaande woningen slimmer: ondersteun transformatie, splitsing of tijdelijke bewoning van grotere gezinswoningen door jonge huishoudens, mits met respect voor zittende bewoners.

  • Ontwikkel woonloopbanen: net zoals we werk of zorg loopbaanmatig benaderen, kunnen we ook wonen zien als een ontwikkelpad – met keuzemomenten, begeleiding en maatwerk.

Niet duwen, maar uitnodigen – mét een wortel én een stok

Beleid dat inzet op doorstroming klinkt vaak als een moreel appel: “Maak ruimte voor de volgende generatie.” Maar zo’n benadering roept snel weerstand op. Mensen willen geen duw, maar een uitnodiging.

Tegelijk is vrijblijvendheid ook geen optie – want de ruimte is beperkt, en de demografische druk neemt toe. Dat vraagt om een subtiele balans: een overtuigend perspectief (de wortel) én een duidelijk signaal dat stilstaan niet zonder gevolgen blijft (de stok).

Samenwerking is hierbij essentieel. Het creëren van duurzame oplossingen vereist dat verschillende belanghebbenden – van overheden tot bedrijven en burgers – samen verantwoordelijkheid dragen. Alleen door collectieve inspanning en wederzijds begrip kunnen we de complexe uitdagingen van vandaag het hoofd bieden en tegelijkertijd ruimte maken voor toekomstige generaties.

Concreet betekent dit: beloon mensen die bewegen – met financiële prikkels die hen echt motiveren, met voorrang op aantrekkelijk nieuw aanbod dat hen aanspreekt, en met gerichte hulp bij de overgang die hen ondersteunt.

En stuur de markt: dwing ontwikkelaars om meer én betere doorstroomwoningen te bouwen, en verplicht gemeentes om gedetailleerde en concrete plannen te maken voor levensloopbestendig wonen waar iedereen baat bij heeft. Soms moet je zacht duwen om beweging te krijgen, maar altijd met een duidelijk doel en in de richting van een betere, duurzamere toekomst.


Vijfdelige serie over Wonen in Nederland

Deze blog maakt deel uit van een vijfdelige serie. Ontdek ook de andere blogs uit deze reeks:

  1. De toekomst woont al in ons verleden
  2. Echo van de babyboom – een nieuwe druk op ruimte

  3. De stad vernieuwt van binnenuit

  4. Doorstroming is geen verhuisadvies, maar een systeemvraag

  5. Morele keuzes in wonen - wie maakt ruimte voor wie (komt binnenkort)

Volg mijn blogs hier of op LinkedIN voor dit soort verdiepingen. En laat vooral weten: hoe zie jij jouw rol — als bewoner, als beleidsmaker, of als generatiegenoot — in de woningmarkt van morgen?