Sneller dan we aankunnen - over technologie, steden en tijdelijkheid

Gepubliceerd op 1 september 2025 om 12:34

Tien jaar geleden las ik De wil van technologie van Kevin Kelly. Een van zijn centrale gedachten bleef hangen: technologie ontwikkelt zich sneller dan mensen en steden kunnen bijbenen. Die kloof is sindsdien alleen maar gegroeid. Inmiddels leven we met het Internet of Things, algoritmes die ons gedrag voorspellen en kunstmatige intelligentie die zelf leert. De versnelling is niet meer lineair, maar exponentieel. En het is daarmee fundamenteel ontwrichtend voor hoe we gewend zijn steden te maken en begrijpen.

 

De kloof wordt groter

We leven in een wereld waarin infrastructuren, wetten, beleid en gedrag zich ontwikkelen in een traag, vaak bureaucratisch tempo. Technologie daarentegen ontwikkelt zich volgens een steeds sneller tempo, vaak aangeduid met exponentiële groei (zie de gele lijn in de afbeelding hiernaast).

Volgens de wet van Moore verdubbelde jarenlang de rekenkracht van chips elke 18 tot 24 maanden. En hoewel die wet nu afvlakt, zien we vergelijkbare versnellingspatronen in datacapaciteit, AI-prestaties en netwerkverbindingen. Sommige technologieën ontwikkelen zelfs sneller dan exponentieel, bijvoorbeeld via netwerkeffecten of zelflerende systemen.

>> Deze asymmetrie in snelheid zorgt ervoor dat ruimtelijke ordening en regelgeving steeds vaker reactief zijn in plaats van richtinggevend.

Technologie versnelt, mensen en steden vertragen...
Wat als de afstand onoverbrugbaar wordt?

Tijdelijke problemen, permanente reflexen

Toch blijven we de stad inrichten vanuit de aanname dat stabiliteit het hoogste goed is. We ontwerpen pleinen, wijken, fietspaden en beleidsinstrumenten alsof ze tientallen jaren in precies die vorm relevant blijven. Maar in werkelijkheid zijn veel problemen waarop we reageren tijdelijk of veranderlijk van aard.
Beleidsinstrumenten als parkeernormen of regels rond laadvoorzieningen zijn vaak gebaseerd op het gedrag van vandaag, terwijl mobiliteitsvormen, eigenaarschap en technologie in razend tempo veranderen. Wetten en beleid moeten inderdaad stabiliteit en rechtszekerheid bieden, maar in een snel veranderende samenleving is het niet voldoende.

Wat vandaag een knelpunt is, kan morgen overbodig zijn. Dit kan niet alleen komen door technische innovatie, maar ook door veranderingen in gedrag, aanpassingen in levensstijl of verschuivingen in het ruimtelijke gebruik van onze omgeving.

>> We ontwerpen nog steeds te vaak permanente oplossingen voor tijdelijke problemen. Maar wat als we anders leren kijken en denken?

Gedrag verandert sneller dan beleid

Wie kijkt naar het gebruik van technologie in het dagelijks leven, ziet het verschil per generatie. Kinderen swipen voordat ze praten. Ouderen videobellen met kleinkinderen, eventueel geholpen door zorgverleners. Mensen plannen reizen realtime. Het gedrag verandert vaak sneller dan ons ruimtelijk beleid kan bijhouden.

Hoe zorgen we dat de stad inclusief blijft? Sommige groepen - vaak jongere generaties of hoogopgeleide technologische professionals - bewegen moeiteloos mee met de nieuwste ontwikkelingen. Ze zijn gewend aan continue updates, digitale diensten en data-gedreven interactie met hun omgeving.

Maar er zijn ook groepen die achterblijven: ouderen zonder digitale vaardigheden, mensen met een verstandelijke beperking, laaggeletterden, of mensen die uit principe afstand houden tot technologische middelen. En daartussenin zijn er velen die wel willen, maar niet kunnen. Of andersom.

Als we inclusiviteit serieus nemen, vraagt dat om ontwerpprincipes die niet alleen technisch geavanceerd zijn, maar ook sociaal invoelend.

Dat betekent het aanbieden van alternatieven naast het digitale, het creëren van ruimte voor leren en het bieden van gerichte ondersteuning. En bovenal: systemen ontwikkelen die zich aanpassen aan de behoeften van de mens, in plaats van dat de mens zich moet aanpassen aan de systemen.

>> Hoe snel is eigenlijk té snel, als we niemand willen achterlaten? Misschien is die vraag wel het begin van elk goed ontwerp.

Exponentiële groei snappen we slecht

De mens is slecht in het begrijpen van de exponentiële schaal. We denken lineair. Het oude verhaal van de schaakbord-met-graankorrels illustreert dat treffend: de kracht van verdubbeling wordt pas laat voelbaar, maar dan is het ook niet meer te stoppen. Technologie lijkt zich op precies dat punt te bevinden.

Wat gisteren nog science fiction leek, past vandaag in je broekzak. Een telefoon met GPS, AI-assistent en 4K-camera was in de jaren ’90 onvoorstelbaar; nu ligt hij naast je bord tijdens het ontbijt. De 5MB harde schijf uit 1956 (toen nog zo groot als een koelkast) past nu 1.000 keer op een geheugenkaartje ter grootte van je vingernagel.

Tegelijk zie je dat we in onze stedelijke systemen nog steeds blijven denken in vaste infrastructuren, langdurige lineaire processen en traag verlopende besluitvorming die vaak niet snel genoeg aansluit op de steeds veranderende behoeften van onze moderne samenleving.

Een anekdote: tijdens een participatieavond 5 jaar geleden over een nieuw mobiliteitsplan vroeg een scholier of er rekening werd gehouden met zelfrijdende deelvoertuigen. De ambtenaar reageerde met een glimlach: "Dat duurt nog decennia." Maar dat klopt niet: op diverse proeflocaties rijden ze al in Nederland.

>> Wat betekent dit voor hoe we bouwen, plannen en besturen? Hoe ontwerpen we steden die niet alleen voldoen aan de eisen van vandaag, maar ook meebewegen met de versnelling van morgen?

Exponentiële groei begint klein
en overvalt dan alles tegelijk

Een andere ontwerpreflex

We moeten af van het idee dat ruimtelijke inrichting permanent moet zijn. Steden zijn geen eindproducten, maar levende processen die voortdurend veranderen.
Wat als we publieke ruimte ontwerpen als tijdelijke constellaties: flexibel, modulair en aanpasbaar aan veranderend gedrag en gebruik? Niet als vaste eindoplossingen, maar als uitnodigende structuren voor continue evolutie.

In een eerdere blog over slimme dubbelfuncties beschreef ik hoe dat vraagt om heldere kaders die richting en rechtszekerheid bieden, maar binnen die kaders ook ruimte laten voor experiment, olifantenpaadjes en verandering. Niet alles hoeft van tevoren vast te liggen, zolang het doel maar helder is.

In plaats van regels te bouwen op wat we willen voorkomen, kunnen we veel beter formuleren wat we juist mogelijk wíllen maken en daarmee een positieve richting geven aan ons denken en handelen. Zo ontstaat een stad die toekomstgericht is, zonder rigide te worden  én die mensen uitnodigt om mee te bewegen in plaats van zich buitengesloten te voelen door te snelle of te vaste keuzes.

>> De echte uitdaging is niet sneller worden dan technologie. Het is menselijker worden in een wereld die versnelt.

Ontwerp voor verandering, niet voor vastigheid.
Steden leven, bewegen én leren.