Ook werk verdunt ruimtelijk: wat geeft werk nog terug aan de stad?

Gepubliceerd op 29 september 2025 om 12:34

Onlangs woonde ik een sessie bij over de ruimtelijke ontwikkeling in Twente. Wat me vooral opviel, was hoe actueel het thema “verdunning” in relatie tot wonen is, waar ik eerder al een blog over schreef. Tijdens de sessie werd besproken hoe wonen steeds meer ruimte in beslag neemt, wat leidt tot een steeds verder uitdijend stedelijk gebied. Plotseling vroeg ik me af: hoe zit het eigenlijk met de ruimte voor werk?

Ik besefte dat steden zich vroeger vaak uitbreidden rondom werkgelegenheid. Denk bijvoorbeeld aan de textielfabrieken in Enschede of de machinebouw in Hengelo. Arbeid trok mensen aan en daarmee ook voorzieningen, onderwijs en cultuur. Werk fungeerde als motor én centrum van stedelijke ontwikkeling. Maar is dat vandaag de dag nog steeds zo?

Van kantoor naar verspreide werkplek

In de afgelopen decennia is de focus steeds verschoven. Eerst zagen we de transitie van de binnenstad naar kantoorgebieden aan de stadsrand, daarna naar bedrijventerreinen langs snelwegen. Met de digitalisering en de opkomst van thuiswerken tijdens de coronapandemie veranderde dit opnieuw. Werk verplaatste zich niet naar één centrale locatie, maar naar duizenden individuele huiskamers.

Waar historisch gezien de vloeroppervlakte per werknemer toenam, lijkt deze trend nu om te buigen door de introductie van flexibele werkplekken en hybride werken. Dit is onderbouwd door een CPB-studie over kantoorruimten en verschillende rapporten van vastgoedexperts, die een vergelijkbaar beeld schetsen. Dit betekent echter niet dat werk minder ruimte nodig heeft. Integendeel, werk is nu overal aanwezig, maar veel meer gefragmenteerd.

Van fabriek tot huiskamer: werk verschuift steeds verder en verandert de ruimtelijke dynamiek van onze steden

Twee lijnen: kenniswerk versus fysiek werk

Het is zinvol om een onderscheid te maken tussen kenniswerk en fysiek werk. Kenniswerk, zoals programmeren, ontwerpen en adviseren, vereist dankzij laptops en wifi nauwelijks een vaste infrastructuur.

Hierdoor verspreidt het zich: de werkplek verplaatst zich naar woonkamers, coworkingspaces en koffiebars. Dit lijkt efficiënt, maar het brengt ook een nieuwe, vaak onzichtbare footprint met zich mee. Denk aan meer ruimte in woningen voor werkdoeleinden, extra mobiliteit om hybride samenkomsten mogelijk te maken, en een groter beroep op digitale infrastructuur zoals wifi en datacenters.

Fysiek werk daarentegen blijft geconcentreerd en vraagt om specifieke locaties. Logistiek, distributie en productie vinden vooral plaats aan de randen van steden en regio’s, waar grote en goed bereikbare kavels beschikbaar zijn. Dit leidt tot een andere vorm van spreiding: weinig banen verspreid over enorme oppervlaktes. Distributiehallen van tientallen hectares langs snelwegen zoals de A1 (zoals Westermaat De Veldkamp) of A35 (zoals Port of Twente) zijn inmiddels een vertrouwd beeld in regio’s als Twente.

Waar fabrieken vroeger duizenden arbeiders huisvestten, worden die ruimtes nu gevuld met machines en vrachtwagens. Dit heeft een grote impact op stedelijke ontwikkeling: werk verschuift van binnensteden naar monofunctionele zones waar nauwelijks ontmoeting plaatsvindt.

Thuiswerken verspreidt werkplekken over de stad ...
de straat wordt stiller, elke woning een mini-kantoor

De ruimtelijke verdunning van arbeid

De ruimtelijke paradox is dus dat kenniswerk en fysiek werk beiden leiden tot meer ruimte per arbeidsplaats, maar op heel verschillende manieren. De straat in een woonwijk wordt stiller omdat mensen thuis achter hun scherm zitten; de horizon wordt voller omdat grote dozen langs snelwegen oprijzen. Beide bewegingen dragen bij aan verdunning: meer arbeidsplaatsen, maar ook meer vierkante meters per arbeidsplaats.

Vooral fysiek werk in de logistiek is illustratief. Grote distributiecentra bevatten vaak duizenden vierkante meters per werknemer. Onderzoek van het Planbureau voor de Leefomgeving laat zien dat zulke dozen een fors beslag leggen op de ruimte, terwijl ze relatief weinig banen opleveren (PBL, “Het landschap geduid 2023”). De keuze voor zichtlocaties langs snelwegen versterkt bovendien de monotone beleving van de ruimte: waar ooit kleinschalige bedrijvigheid was, staan nu kolossen die nauwelijks verbonden zijn met hun omgeving (TU Delft).

XXL-dozen langs snelwegen: logistiek slokt ruimte op, maar levert weinig banen en ontmoetingen

De publieke kern onder druk

Wat betekent dit voor de stad als ontmoetingsplek? Henri Lefebvre stelde dat werk en wonen “ruimte produceren” – ze vormen de stad zoals wij die kennen (Lefebvre, La production de l’espace, 1974).

Maar wat gebeurt er als werk zich terugtrekt naar woningen en afgesloten ruimtes? Een belangrijk deel van de publieke kern verdwijnt. Traditionele kantoorwijken boden vanzelfsprekende ontmoetingsplekken (cafés, lunchrooms en pleinen) waar mensen elkaar informeel tegenkwamen. Met de verdwijning van deze dynamiek verdampt ook de vanzelfsprekendheid van deze ontmoetingen.

De vraag is: welke plekken vullen deze rol in? Bibliotheken, horeca en sportclubs lijken nu de nieuwe dragers van collectieve energie. Ze fungeren als toevallige ontmoetingsruimtes binnen een versnipperd werklandschap. Toch zijn deze plekken nooit ontworpen als structurele kern van de stadseconomie.

Moeten we deze functies herwaarderen en actief ondersteunen, juist om tegenwicht te bieden aan het verdwijnen van werk- en woonkernen? Een bibliotheek als moderne agora, een plein als hybride werkplek, een café als ontmoetingsmachine ... Kan dit de toekomst zijn? Tot op zekere hoogte gebeurt dit organisch, maar misschien is er ook meer sturing vanuit beleid nodig om deze ontwikkeling te versterken.

Bibliotheek, café en sportclub: nieuwe kernplekken van ontmoeting in een verdunnende stad

Fysieke of virtuele frictie?

De kernvraag is of de virtuele wereld – met tools als MS Teams, Slack, digitale platforms en straks virtual reality-brillen – het gemis aan fysieke ontmoetingen kan vervangen. Hoewel digitale netwerken efficiënt zijn, ontbreekt hierin de toevalligheid en spontaniteit die een stad tot leven brengen.

Filosoof Richard Sennett stelt dat juist de "frictie" van fysieke nabijheid dé drijvende kracht is achter creativiteit en sociale samenhang (Sennett, De mens als werk in uitvoering, 2010). Daar ben ik het volledig mee eens.

Wanneer wonen én werken steeds meer verspreid raken, dreigt de stad haar unieke, spontane energie te verliezen. Misschien ligt hierin de kern van het vraagstuk: het gaat niet om hoeveel ruimte werk inneemt, maar of het ook iets teruggeeft aan de samenleving.

En als dat niet langer vanzelfsprekend is, moeten we ons afvragen: ontstaat de stad pas echt door de confrontaties en ontmoetingen in de openbare ruimte? En kan de digitale wereld dat ooit vervangen?


Kan de digitale laag de fysieke ontmoeting vervangen, of blijft de stad botsing en nabijheid nodig hebben?