Ruimte voor energie

Gepubliceerd op 3 november 2025 om 12:34

Ik heb een dubbel gevoel bij kernenergie... en überhaupt bij onze hele energievraag. Mijn hoofd zegt: als we echt van fossiel af willen, moeten we vol inzetten op schone energiebronnen, maar tegelijkertijd kunnen we ook niet zomaar alles afwijzen wat grootschalig, technologisch geavanceerd en bijzonder efficiënt is.

Mijn hart daarentegen zegt: kernenergie is te sterk vervuilend, zowel in afval als in risico’s, en daarnaast voelt het als iets dat gewoonweg niet past in een land waar letterlijk elke meter ruimte zorgvuldig gedeeld en benut moet worden.

De ruimtevraag van energie (schoon of niet) houdt me bezig. We lijken soms in onze plannen te denken dat duurzame energie relatief makkelijk in te passen is in ons landschap ("er zijn toch genoeg daken", "op en in onze wateren is nog volop ruimte" en "bij en rondom (snel)wegen liggen veel onbenutte plekken"). In werkelijkheid legt deze vorm van energieopwekking echter een zware en vaak onderschatte claim op de schaarse ruimte in ons overvolle en dichtbevolkte land.

Fossiel is óók ruimtevretend

Het is goed om ook even terug te blikken... Wie denkt dat fossiele energie weinig ruimte inneemt, hoeft maar om zich heen te kijken: talloze tankstations langs onze (snel)wegen, raffinaderijen op de Maasvlakte, kilometers aan pijpleidingen onder onze voeten en de gasvelden die nog nasidderen in Groningen en alle gasleidingen in onze straten en buurten.

Vaak vergeten we de enorme ruimtelijke voetafdruk van fossiele energie, simpelweg omdat deze zo verweven is met ons dagelijks leven. De energietransitie luidt daarom niet het begin in van ruimtegebruik, maar eerder een herverdeling ervan.

Fossielvrij vraagt ruimte. Hoe maken we in Nederstad plek voor onze energie én voor elkaar?

De nieuwe ruimtevraag van schone energie

Windmolens rijzen trots boven dorpen en uitgestrekte landschappen uit, terwijl zonnevelden glanzen op plekken waar ooit koeien rustig graasden. Waterstofinstallaties beginnen hun plek te vinden en nestelen zich langzaamaan in industriële clusters, dicht bij waar productie en innovatie samenkomen.

Elke technologie brengt zijn eigen unieke ruimtelijke grammatica met zich mee. Wind en zon zijn onmiskenbaar zichtbaar en wijdverspreid decentraal aanwezig, terwijl kernenergie juist geconcentreerd en vrijwel onzichtbaar opereert.

Wat we uiteindelijk kiezen, bepaalt dus niet alleen hoe onze energievoorziening eruitziet, maar vormt ook ons landschap, onze onderlinge verhoudingen en zelfs de manier waarop we kijken naar wat we als ‘leefbaar’ beschouwen in onze omgeving.

Kleine reactoren, grote beloftes

De traditionele kerncentrales lijken om verschillende redenen geen ideale keuze voor Nederland. Denk aan de hoge kosten, maar vooral ook aan de veiligheidsrisico’s in onze kwetsbare, overvolle delta.

Een veelbelovende oplossing ligt in een nieuwe generatie Small Modular Reactors (SMR’s). Deze compacte en veilige reactoren kunnen in serie worden gebouwd en bieden een manier om kernenergie eindelijk op menselijke schaal toepasbaar te maken.

In theorie past dat goed bij Nederland: weinig ruimte, veel energiebehoefte. Maar de techniek is nog pril, en het idee dat we “veilig kernenergie kunnen stapelen” klinkt tegelijk hoopvol én hoogmoedig. En ook hier blijft het grote bezwaar van nucleair afval ... Misschien is het kenmerkend voor onze tijd: de poging om controle te behouden door het systeem te verfijnen.

Energie krijgt vorm in het landschap: wind, zon en kernkracht weven samen aan een nieuw Nederlands energielandschap?

Macht en schaal

Achter deze technische keuzes schuilt een dieper vraagstuk over schaal en vertrouwen. Wind en zon zijn polycentrisch: veel kleine plekken, lokale regie, en een netwerk van gedeelde verantwoordelijkheid. Kernenergie is monocentrisch: één groot systeem, volledig afhankelijk van staatsregie en centralisatie.

De keuze daartussen is geen puur rationele afweging, maar ook een culturele beslissing die dieper gaat dan technologie alleen. Ze vertelt iets over ons mensbeeld en de manier waarop we onze samenleving willen inrichten. Willen we een samenleving van zichtbare, gedeelde verantwoordelijkheid, waarin iedereen bijdraagt en invloed heeft? Of een waarin we energie opnieuw toevertrouwen aan een gesloten systeem dat ver weg van onze directe invloed opereert?

In die zin is de energiekeuze niet alleen een keuze over technologie en duurzaamheid, maar ook een fundamentele keuze over democratie en hoe we samenleven.

De energiemix van Nederstad

In de Nederstad — onze unieke delta waar stad en land naadloos samenkomen — is geen plek meer zomaar “ergens anders”. Het is begrijpelijk dat niet iedereen enthousiast is, maar een 'nimby'-reactie (not in my backyard) getuigt van een beperkte blik. Energie wordt immers altijd in onze directe omgeving opgewekt, daar ontkomen we niet aan. Dit gebeurt natuurlijk ook grensoverschrijdend: welke rol spelen onze buurlanden en in hoeverre willen of kunnen we daar (mede) afhankelijk van zijn?

In mijn ogen is er niet één enkel antwoord, maar juist behoefte aan een slimme en diverse aanpak... Zonnepanelen op daken, windmolens langs infrastructuur, restwarmte uit industrie én misschien wel een of twee kleine kerncentrales aan de kust. Dit alles in nauwe samenwerking met onze buurlanden.

De uitdaging ligt niet in het kiezen van één absolute waarheid, maar in het ontwikkelen van een flexibele en toekomstgerichte strategie die inspeelt op de beschikbare ruimte, risico’s en de tijd waarin we leven.

Energie als weefsel van macht en vertrouwen: van gedeelde daken tot centrale kracht, samen vormt het Nederstad

Ruimte maken voor het gesprek

De energietransitie is daarmee niet alleen een technisch project, maar een morele oefening in samenleven met energie. Wat we bouwen, waar we het plaatsen, en wat we zichtbaar durven maken, zegt iets over wie we willen zijn.

De manier waarop we momenteel omgaan met zonne-, wind- en waterenergie is vaak nog vrij traditioneel en lineair. Het gebruik van ruimte blijft daarbij grotendeels monofunctioneel. Ik zie weinig echt vernieuwende voorbeelden over het combineren van deze energiebronnen met natuur (zowel flora als fauna) om zo dubbel ruimtegebruik mogelijk te maken.

Een oplossing die zowel mens als natuur kan dienen. Alleen wanneer het eenvoudig te realiseren is, pakken we dit op, maar zelden wordt het gezien als een serieuze ontwerpuitdaging. Of blijft het hangen bij experimenten en pilots zonder ooit echt op te schalen... Of vergis ik me hierin? Ik hoor het graag!

En kernenergie weerspiegelt ons (heilige?) geloof in technologie: de overtuiging dat we met innovaties een uitweg kunnen vinden uit de ecologische crisis. Energie wordt zo gereduceerd tot niets meer dan een middel.

Hier passen denkers bij als Bruno Latour, die stelt dat natuur en technologie niet gescheiden domeinen zijn, maar een hybride netwerk van relaties tussen mensen, dingen, dieren en energie. Vanuit dat perspectief is de energietransitie geen technologische operatie, maar een herinrichting van onze wederzijdse afhankelijkheden. Hij zou zeggen: het gaat er niet om óf we kernenergie toelaten, maar hoe we die inbedden in een web van verantwoordelijkheid (Politics of Nature 2004).

Of het gedachtegoed van Don Ihde (Postphenomenology and technoscience, 2020). Hij onderzoekt hoe technologie onze waarneming en wereldervaring verandert. Energie is in dat licht niet neutraal, maar vormt hoe we ruimte beleven. Windmolens, zonnevelden en reactoren zijn niet alleen objecten, maar mediatoren tussen mens en landschap. Ze maken energie zichtbaar, hoorbaar, voelbaar... of juist niet.

De cruciale vraag blijft: leidt kernenergie tot een daadwerkelijke transformatie, of stabiliseren we simpelweg het huidige energievraagstuk met een nieuw technisch wondermiddel?

De echte vraag is misschien niet of we kernenergie moeten toelaten, maar hoeveel ruimte we willen geven aan de verschillende vormen van energie... en aan elkaar.


De energietransitie als morele oefening: durven we ruimte te maken voor natuur, technologie én elkaar?