Hoe leegstand boven winkels kansen biedt voor wonen, werken en een levendiger binnenstad
Onzichtbaar potentieel
In talloze Nederlandse binnensteden staan verdiepingen boven winkels leeg. Niet incidenteel, maar structureel: naar schatting gaat het om 40.000 tot 50.000 verdiepingen. Volgens STEC Groep ligt het potentieel op zo'n 4 tot 5 miljoen m² aan slapende ruimte mits de juiste condities worden vervuld. Bij een gemiddelde woninggrootte van 60 tot 80 m² betekent dit een potentieel van circa 70.000 woningen.
Maar er is méér mogelijk dan alleen wonen. Als we uitgaan van een gangbaar kengetal van 30 tot 40 m² per werkplek (bijvoorbeeld voor zzp'ers, lichte diensten, coaching, yoga, kleine zorgpraktijken), zou er ruimte zijn voor 100.000 tot 140.000 werkplekken. Natuurlijk is dat geen één-op-één alternatief, maar het laat zien hoe veelomvattend het potentieel is. Vooral als wonen en werken op sommige plekken kunnen worden gecombineerd.
Toch blijft dit stedelijk kapitaal grotendeels onbenut. In beleidsnota’s gaat het veel over plinten, functiemenging en verdichting, maar zelden over de lagen daarboven. Dat roept een stadsfilosofische vraag op: hoe komt het dat we deze ruimtes over het hoofd zien, terwijl ze zo zichtbaar aanwezig zijn?
Waarom blijven ze leeg?
Er zijn vele redenen waarom deze verdiepingen leeg blijven:
-
Technisch: vaak ontbreekt een zelfstandige toegang, zijn er brandveiligheidsproblemen, of is het pand monumentaal beschermd.
-
Juridisch: veel panden hebben een gemengde eigendomsstructuur (bijvoorbeeld splitsingsakten of erfpachtconstructies), en de bestemming laat soms wonen of werken boven winkels niet toe.
-
Financieel: de transformatiekosten zijn hoog, zeker in verhouding tot de huuropbrengst. Daarbij ontbreekt het particuliere eigenaren vaak aan ervaring of toegang tot financiering.
In Utrecht wordt actief gewerkt aan het benutten van deze verdiepingen. Zo werden in 2023 circa 95 woningen gerealiseerd boven bestaande winkels. In Delft is het bestemmingsplan zodanig ingericht dat wonen boven winkels vanzelfsprekend is geworden. Delft toont daarmee aan dat beleidsinstrumenten (o.a. bestemming wonen boven winkels) effect kunnen hebben.
De gemeente Gouda steunt de verbouwing van 150 woningen boven winkels. Met de subsidie 'Wonen boven winkels' wil de gemeente het winkelgebied versterken en het woonaanbod vergroten. Wonen boven winkels stimuleert intensiever gebruik van de binnenstad en een betere mix van functies.
En in Zwolle wordt met De Kwartiermaker geëxperimenteerd met nieuwe woningen bovenop bestaande winkelpanden. De vraag is: kijkt Zwolle ook naar het benutten van bestaande verdiepingen?
De paradox is duidelijk: we willen levendige binnensteden, functiemenging en meer woningen. Tegelijkertijd zetten we beleidsmatig vaak barrières op: denk aan parkeernormen, vergunningprocedures en brandveiligheidsregels. Waarom organiseren we onze regelgeving zo dat ze de ruimtelijke doelen tegenwerkt?
Wie wil er wonen boven winkels?
De vraagzijde krijgt vaak te weinig aandacht. Toch blijkt uit het rapport Landelijke Studentenvakbond (LSVb) “Wonen boven winkels” dat studenten en starters wel degelijk interesse hebben in wonen boven winkels, als de kwaliteit voldoende is: denk aan geluid, toegang, daglicht en privacy.
Voor veel jongeren en starters speelt naast betaalbaarheid ook beleving een belangrijke rol. Zij zoeken niet alleen een woning, maar ook een stedelijke levensstijl: nabij horeca, cultuur, OV en werk. Wonen boven winkels biedt dan een uniek profiel: midden in de actie, zonder het prijskaartje van een loft of nieuwbouwappartement.
Tegelijkertijd stellen deze groepen wél eisen aan comfort en kwaliteit. Een eigen voordeur, een veilige entree, voldoende daglicht en geluidsscheiding zijn niet luxe, maar voorwaarden voor een goed stedelijk bestaan. Het zijn dus niet de beperkingen van de plek, maar de mate waarin deze serieus genomen worden, die bepalen of bovenwinkels aantrekkelijk zijn.
Wonen boven winkels is géén neutrale keuze. Het vereist een andere omgang met stedelijkheid: je woont letterlijk in het hart van de stad. Dat vraagt iets van je tolerantie voor dynamiek, maar biedt ook nabijheid, levendigheid en flexibiliteit. Is het wenselijk of slechts noodzakelijk, bijvoorbeeld omdat andere woonopties ontbreken? En hoe gaan we om met mensen die bewust wél kiezen voor deze vorm?
Wat als we dit als een volwaardige woonvorm gaan zien, niet als restcategorie? Stedelijke denkers zoals Jane Jacobs wezen al op het belang van gemengde functies voor sociale veiligheid en stedelijke veerkracht. Kunnen we deze bovenlagen dan ook zien als drager van zo’n gemengde, inclusieve stedelijkheid?
Meer dan wonen: ook werken boven winkels
Niet elke verdieping hoeft per se een woning te worden. Juist voor kleine praktijken, yogastudio’s, makelaars, zzp’ers en lichte zorgfuncties bieden deze verdiepingen interessante mogelijkheden: geen etalage nodig, wel nabijheid tot voorzieningen en bereikbaarheid.
Denk bijvoorbeeld aan een psycholoog met een praktijkruimte van 35 m², een freelance ontwerper met een studio boven een boekwinkel, of een yogadocent die de ruimte deelt met een massagepraktijk.
Deze functies passen binnen de kengetallen van 30 tot 40 m² per werkplek. Ze vragen geen grote oppervlaktes, maar wel goede ontsluiting, daglicht en voldoende privacy. Dit zijn precies de typen gebruik die bijdragen aan een levendige, gemengde binnenstad zonder de noodzaak van grootschalige verbouwing of functiewijziging. Het benutten van deze kleinschalige, flexibele werkfuncties kan zo een brug slaan tussen leegstand en leefbaarheid.
En... het een sluit het ander niet uit. In tegendeel: het zou in veel gevallen goed kunnen samengaan. Denk aan een kleine stadswoning met een werkruimte aan huis erboven. Of een deeltijdgebruik van de ruimte: overdag praktijk, ’s avonds bewoning. Juist deze hybride vormen kunnen passen bij de behoefte aan flexibiliteit in stedelijke functies.
Wat zou er gebeuren als we beleidsmatig niet hoeven kiezen tussen wonen en werken, maar actief sturen op mengvormen? Welke bestemmingsplannen, erfpachtvoorwaarden of belastingmaatregelen zouden dit kunnen faciliteren?
De stad als systeem: hoe maken we ruimte vrij?
Om de verdiepingen en bovenlagen optimaal te benutten, moeten we anders naar centrumgebieden leren kijken. Niet langer slechts als een verzameling functies op de begane grond, maar als een flexibel, gelaagd systeem waarin ruimte kan transformeren in gebruik en tijd.
Dit vraagt om een grondige gebiedsinventarisatie: welke ruimtes zijn er al beschikbaar, hoe zit het met de ontsluiting, de kwaliteit en het eigendom? Tegenwoordig zijn er diverse GIS-viewers, kaartlagen en verkenningsinstrumenten beschikbaar, zoals de Landelijke Monitor Leegstand (2024), of monitoren van gemeenten en regio's, zoals de tools van Amsterdam en Rotterdam.
Deze tools brengen het potentieel (deels) goed in kaart. Maar de vraag is: wordt deze data ook daadwerkelijk effectief benut? En zou dit niet structureler moeten gebeuren, bijvoorbeeld specifiek voor bepaalde centrumpanden? Bovendien speelt de vraag op welk schaalniveau deze data écht beleidsimpact kan realiseren.
Voorstel voor handelingsperspectief:
-
Gemeenten: start een uitgebreid en zorgvuldig opgezet inventarisatieprogramma (met behulp van digitale tools en aanvullende straatobservatie) gericht op het in kaart brengen van de mogelijkheden en huidige staat van bovenruimtes in binnensteden.
-
Provincies/Rijk: stel een uitgebreid transformatiefonds in dat als stimulans dient om particuliere eigenaren financieel en praktisch te ondersteunen bij het ombouwen en herontwikkelen van bovenlagen voor nieuwe functies.
-
Ontwerpers: ontwikkel innovatieve en veelzijdige typologieën die zowel wonen als werken in bestaande bovenlagen op een efficiënte, aantrekkelijke en toekomstbestendige manier mogelijk maken.
Voor mij daarmee een stadsfilosofische kernvraag: als we steden als systemen zien, waarom laten we dan zulke strategische lagen onbenut? En hoe zou beleid eruitzien als het niet uitgaat van functies, maar meer van gebruiksmogelijkheden in tijd en ruimte?